Prachtig stukje gelezen van Bas van der Hoeven, columnist in de Gelderlander. “Mijn zoon heeft het syndroom van Asperger.” schrijft hij. “Dat betekent dat hij de wereld niet begrijpt en de wereld hem al helemaal niet.” Kennelijk is het voor hen beiden tot nu toe een zware maar ook wonderlijke tocht die ze samen maken. De zoon die de vader leert inzien dat hij best wel wíl maar gewoon echt niet kán en de vader die ontdekt dat misschien zijn zoon niet degene is die is doorgedraaid, maar dat wij dat zijn, met ons allen. En dat zijn kind niet geschikt is voor het systeem dat wij met ons allen bedacht hebben.
Mooi. Schrijnend maar ook mooi.
Ik moet aan het verhaal denken dat iemand mij ooit vertelde. Het is een sprookje van anders.
Er was eens…er was eens niet…
Er was eens een jongen waar van alles mee was. Zijn ouders hadden moeite met hem, de school had moeite met hem en de buurt had moeite met hem. Hij was lastig en bewerkelijk en vroeg veel aandacht en moest altijd op een speciale manier aangepakt worden en hij begreep ook niet altijd alles en dat vroeg natuurlijk veel energie en inzet. De school had er wel iets op gevonden, met kunst en vliegwerk en toen ging het wel, eigenlijk. En zijn ouders besloten om te accepteren dat dit het nu eenmaal was en dat ze er mee moesten leren omgaan. En de kinderen in de buurt dachten: “Nou ja, voetballen kan hij niet maar hij is wel gezellig om erbij te hebben.” En zo ging het en zo ging het. Met wat ze hadden en konden en deden, reagerend op wat ze zagen bij de jongen en wat ze vervolgens dachten dat hij nodig kon hebben.
En op een dag was er ergens een mevrouw en die vond dat de jongen getest moest worden. Om helder te krijgen wat er nu met hem was; echt. En de jongen maakte een test en er kwam een echte, heuse diagnose. En er was iemand die een handtekening zette en toen was het officieel, gediagnosticeerd. Er was nu een naam voor wat de jongen liet zien.
Zo ging het en zo ging het.
En ineens gebeurde er van alles.
Het tamelijk kabbelende leven van de jongen en zijn ouders binnen de ruime marges van toelaatbaarheid en de grenzen van het accepteren, kwam ineens tot een abrupt einde en maakte een glibberige soort slip; er was een diagnose. Het woord voelde als een slang, vond de jongen. Zo ongrijpbaar en zacht sissend maar aanwezig. En wat bleek? Plotseling was de jongen zelf de slang geworden.
En de school schoot plotsklaps in de stress en de ouders schoten in de angst en de kramp en de buurt riep “Oooooh! en Ooooeeeiii”. Ja, zo ging het, zo ging het. Want nu was er iets bekend. Nu bleek er een slang te zijn. En er was ook heel veel niet bekend. Want hoe giftig zou hij kunnen zijn? En omdat dat allebei zo was, ontstonden er plotseling problemen. De jongen moest naar ander onderwijs en zijn ouders moesten begeleiding en de buurt moest slang-proof worden gemaakt.
Er ontstond allerlei tumult rondom de jongen. Er kwamen mensen die veel van slangen afwisten en er kwamen mensen die wisten hoe je slangen moest onderzoeken (om te kijken hóe gevaarlijk het was) en er kwamen mensen die wisten hoe je om moest gaan met mensen die plotseling te maken kregen met slangen en er kwamen mensen die wisten hoe je het beste voor een slang kon zorgen.
Nou, het was allemaal een hele toestand en dat duurde heel lang.
En al die tijd zat de jongen op zijn kamer. Hij begreep het niet. Ineens was hij een slang maar als hij in de spiegel keek, zag hij toch echt een jongen. Hij raakte erg in de war en vroeg zich zelfs af of hij maar niet beter gewoon weg kon gaan. Het was allemaal verdrietig en naar; zijn ouders zeiden dat ze van hem bleven houden, ook al was hij een slang. Maar er was iets in hun blik veranderd als ze naar hem keken, dat zag hij ook.
En mocht hij eerder gewoon bij de rector op zijn kamer zijn huiswerk maken, nu moest hij opeens naar een heel ander gebouw, omdat hij een slang was. En de kinderen uit de buurt wilden niet meer met hem voetballen en fluisterden achter zijn rug om. De jongen voelde misschien wel schaamte en angst maar bovenal begreep hij het niet.
Hij zei: “Sinds de diagnose is de wereld veranderd. Ik ben niet veranderd. Ik ben nog steeds dezelfde als eerst maar iedereen kijkt nu ineens anders naar mij.” En hij bleef op zijn kamer. En kwam er niet meer af.
En de mensen zeiden: “Zie je wel, hij gedraagt zich als een echte slang, altijd maar in dat hol zitten! Daar is niks meer aan te beginnen.” En de burgemeester ging overleggen met de dierentuin; want dat zou toch de beste oplossing voor iedereen zijn. Daar werd de slangjongen vast veel gelukkiger van en de rest van de stad ook.
En zo ging het, ja zo ging het.
Tot op een dag er onverwacht een goede fee langskwam. De goede fee was niet echt een goede fee. Eigenlijk was het gewoon iemand die dóór de dingen heen keek en vooral achter de sticker om te zien wat daar nog meer onder zat.
Ze keek omhoog naar het zolderraam en riep: “Hé! Jongen! Kom, naar buiten. Laten we eens wat huiswerk gaan maken, gewoon zoals we dat altijd deden.”
En de jongen kwam voorzichtig naar buiten. En de goede fee pakte hem bij zijn nekvel en zette hem aan het werk, gewoon zoals iedereen altijd met hem gedaan had voordat bekend was dat hij een slang zou zijn.
“Aan jou is niets anders,” zei de fee, “jij bent en doet wat je altijd al bent geweest en altijd al hebt gedaan.”
En omdat de fee de jongen gewoon durfde aan te raken, kwamen de mensen voorzichtig achter de sticker vandaan. Kon je een slang gewoon zo…?
En zo ging het, ja zo ging het.
En de ouders dachten: “Het is natuurlijk nog steeds onze jongen. Wordt het nou echt zo anders voor ons nu we er een náám aan kunnen geven? Zijn we misschien banger voor de naam dan voor wat onze jongen doet of laat zien?”
En de school dacht: “Eigenlijk deden we het toch goed met hem…”
En de jongens uit de buurt dachten: “Nou, ja, voetballen kan hij nog steeds niet maar wat wil je ook…hij kan niet lopen…”
En dat was niets nieuws…en ook nooit geweest.
En de jongen leefde misschien lang en misschien niet en misschien was hij nog wel eens gelukkig.
Zo gelukkig als hij maar zijn kon in een wereld waarin hij niet anders was dan hij was.
Er was eens…er was eens niet.