Hoop is dat ding met veren.
Hoop. Wat is het? Je weet het niet. Je gelooft er misschien ook niet helemaal in en het vertrouwen laat zich maar moeizaam of niet vinden. Hoop is een beetje twijfelachtig. Tussen ja en nee. Tussen tanende moed en aanvliegende angst. Het is te sterk om berusting te zijn maar te vluchtig om verzet te heten.
Je vouwt je handen ineen, als in een gebed en daarin houd je de hoop vast. Of je kruist je vingers, om het af te dwingen. En misschien knijp je daarbij je ogen ook nog dicht. Het is als keihard schreeuwen in de diepste stilte van je hart. Je kunt er geen invloed op uitoefenen; dit is het. Maar het zou zo fijn zijn als…
…dat neerstrijkt in de ziel
Hoop ligt in de toekomst. Het sterft als laatste. Het gaat over dingen die je graag wenst. Voor jezelf, voor anderen. Hoop is het begin van iets nieuws. Hoop is de ongeziene kracht die dwars door angst, onzekerheid en duisternis heen blaast. Hoop geeft kracht om te verduren. Om vol te houden. Het schurkt tegen vertrouwen aan en leent een beetje moed. Het is daar als alles verloren lijkt te zijn. Hoop is het vlot waar je je aan vastgrijpt temidden van hoge golven boven peilloze diepten in een eindeloze zee.
…en zingt er het wijsje zonder woorden
Het lastige van hoop is de dualiteit ervan. Het geeft, maar belooft niets. Hoop doet leven maar wordt geboren uit vrees. Het is een goed ontbijt maar een slecht avondmaal. Het is accepteren maar geen vergeven. Het is een fijne reisgenoot maar een slechte gids. Het is de toekomst maar niet het nu. Hoop is je realiseren wat je mist, wat onzeker is, wat je angst aanjaagt. Hoop is beseffen wat je pijn doet of verdrietig maakt. Hoop is het moment waarop je voelt dat iets niet meer is zoals het was en dat het vanaf nu anders voor je zal zijn. En hoop is begrijpen wat je belangrijk vindt.
…en dat ons nooit -nee nooit- ontviel
Van daaruit gezien geeft hoop ons respijt. Het is als een soort wachtkamertje van het leven waarin je je kunt bezinnen, op adem kunt komen en je kunt voorbereiden op het volgende ogenblik. Een plek waar je ‘zoals het was’ nog niet meteen hoeft los te laten. En een plek waar je ‘zoals ik graag zou willen’ kunt gaan vormgeven.
En als je zo ver bent, laat hoop dan los. Niet omdat je opgeeft maar omdat je nastreeft wat weer van waarde voor je is. Dan en dan alleen zal het je nooit ontvallen.
‘Hope’ is the thing with feathers—
That perches in the soul—
And sings the tune without the words—
And never stops—at all—
And sweetest—in the Gale—is heard—
And sore must be the storm—
That could abash the little Bird
That kept so many warm—
I’ve heard it in the chillest land—
And on the strangest Sea—
Yet, never, in Extremity,
It asked a crumb—of Me.
Emily Dickinson
Column Het Zoet winter 2016