Staat u mij toe mijn hart te openen om dat wat zich in de diepten ervan verbergt, aan u te openbaren. Sinds geruime tijd bevindt u zich -ongewild- in het centrum van mijn gedachten. Ik kan niet stoppen met nìet aan u te denken. U vergezelt mij vanaf het ochtendgloren tot aan het blauwe uur en zelfs dan, in de schemering van de stervende dag, is uw verschijning in mijn gedachten als de kleine maar felle schittering van de avondster; even onmiskenbaar en onvermijdelijk.
Ik vind geen rust in mijn slaap omdat u rondwaart in mijn dromen, mij naar adem laat snakken bij gebrek aan verlossing van deze beproeving en het klamme zweet op mijn voorhoofd legt in de aanschijn uwer droomgestalte.
Ooit was ik koning naar mijn eigen denkbeeld, nu ben ik slechts uw nederige dienaar, ondergeschikt aan mijn voorstelling van u en niet bij machte te kunnen ontsnappen. Zo de wil daartoe mij niet al lang door u ontnomen is.
Want u, Madame, doet mijn hart hevig slaan, laat het bijtend kloppen tot in de kleinste uithoeken van mijn verhitte lichaam. U, Madame, laat mij sidderen en beven al bij de minste aanblik van uw voorkomen. Het bloed slaat als woedende golven door mijn lichaam, ontsteekt vuren in mijn gemoed en legt mijn getergde geest in willoze, gloeiende as. Verloren ben ik, verloren in het onbegrensde verlangen bij u te kunnen zijn. Niet eerder dan dat ik u in mijn armen houd, zal er genade zijn.
En dus, Madame, zal ik niet rusten en niet wijken. Geen overgave noch de stilstand komt mij toe, geen vrede in mijn getormenteerde hart, geen heil noch koeling voor mijn harde bloed en hevige drang. Geen zaligheid voor mijn geweten zolang uw voeten deze aarde bevuilen, uw adem deze lucht bezoedelt, uw ogen de schoonheid van dit leven belasteren, uw stem de vogels uit de hemel doet vallen in schreeuwloze hartenpijn, uw lach het geluk doet schimmelen, uw aanwezigheid de ziel van eenieder vergiftigt.
Madame, welke emotie mijn bekentenis ook bij u moge oproepen, weest u zich verzekerd van mijn affectie en toewijding jegens mijn gevoelens voor u en mijn heilige inclinatie persoonlijk de hand te hebben in uw voorspoedig aanstaande verscheiden.
Was getekend, in genade en met liefde