Er is een klein meisje. Het zit diep van binnen, in haar. Het meisje zwijgt. Ze zit ineengedoken, haar hoofd op haar knieën, haar armen om zichzelf heen. Er is haar ooit een groot onrecht aangedaan. Dit was toen de beste manier om zich af te sluiten tegen de pijn. En het is nu de manier waarop ze zichzelf en daarmee haar verdriet heeft ingesloten. Er komt niemand bij.
Ook de vrouw niet die ze nu is geworden. De vrouw die elke dag een groot onrecht wordt aangedaan maar zwijgt. Het onrecht is wat ze met zich meedraagt, het miskennen van wie ze vroeger was en wat dat voor haar betekende. Niet alles wat je opbergt wordt vergeten. Zij weet als geen ander dat geheimen kunnen lekken, zoals gas lekt uit een minuscuul gaatje. Je merkt het nauwelijks maar het verziekt gaandeweg de hele omgeving.
Woedend wordt ze, als zij niet gezien wordt. Overgeslagen wordt. Haar miskennen is het erkennen van haar gebreken, haar falen, haar gebarsten en beschadigde zelfbeeld. Het meisje in haar zelf wat niet gezien, gehoord en gevoeld mag worden. Maar ook dat is onaanraakbaar.
Ze is zo boos. Maar ze glimlacht als je vraagt hoe het gaat en zegt: ”Prima.”
De verwarring die dit oproept, veinst ze niet te merken. Maar als ze zich beweegt, is het traag en vermoeid, somber en zuchtend. En toch is er niemand die haar verdriet lijkt te zien. Ze voelt zich ongezien maar ze weet niet hoe ze zichzelf zichtbaar moet maken. Ze weet niet wie ze zelf is en daarom is ze wat ze denkt dat ze zou moeten zijn. En dus nooit zichzelf. Haar identiteit ontleent ze aan de mensen om haar heen. Zij moeten haar bevestigen, haar borgen en zekeren. Het ligt altijd buiten haarzelf.
Ze hangt foto’s op van zichzelf zoals ze vroeger misschien was. Dromend. Mooi. Jong. Ze wil de wereld laten zien hoe geweldig haar man is, hoe prachtig haar kind, hoe ontroerend de jonge pup. Maar hoe meer ze zichzelf tentoonstelt door de aanwezigheid van anderen te benadrukken, hoe minder ze zelf lijkt te zijn. En hoe bozer, machtelozer en verdrietiger haar dat maakt. Maar ze glimlacht als je vraagt hoe het met haar gaat en ze zegt: ”Uitstekend.” Want ze is onaanraakbaar.
Ze kijkt naar alles wat er niet is. Ze ziet alleen wat haar ontnomen is. Geluk. Liefde. Aandacht. Erkenning. En wat ooit misschien had kunnen zijn, is niet meer dan de schaduw van een herinnering.