Orkaan

En op een dag word je wakker en realiseer je je dat je wordt opgevoed door je kind. Dat doet je kind niet heel bewust of erg expres maar het gebeurt.

Je kind krijgt pukkels, heeft grotere voeten dan jijzelf en wil alleen nog maar heel snel en stiekem knuffelen als er –zeker weten- niemand anders in de buurt is. Het kind gebruikt deodorant en begint zijn slaapkamerdeur dicht te doen zodra hij zich aan- of uitkleedt. Ook begint het kind zich plotsklaps vreselijk te bemoeien met wat het aan moet en hoe het haar moet zitten en of de tanden sowieso wel gepoetst moeten worden. Het kind wil niets weten van goede raad bij ruzie en jas aan als het kouder wordt; “Jahaaa!” Het kind gaat later naar bed en bemoeit zich met de opvoeding van de jongste; “Mama, als je zo gestrest doet, luistert ze helemaal niet meer naar je.”

Maar dat zijn de eerste verschijnselen. Stringenter wordt het als het kind uitspraken begint te doen zoals: “Dat begrijp jij toch niet.” En: “Sorry, sorry maar ik doe het liever op mijn eigen manier.” En: “Ik weet dat je het goed bedoelt, mam, maar ik los het liever zelf op.” Die laatste is dodelijk voor de altruïstische, moederlijke liefde die zich per se via een mail aan de mentor kenbaar wenst te maken omdat het kind al twee weken zijn brood ’s middags niet opeet. Zelfs niet als hij het zelf klaarmaakt.
Het kind, echter, ‘lost het zelf wel op’
“Mail maar liever niet. Ook niet anoniem,” zegt het kind ook nog.
Exit mama-rol zoals je dat gewend was. Je wordt verbannen naar de coulissen van het theater dat ‘leven’ heet en mag alleen nog maar angstvallig souffleren en een beetje aan het licht rommelen, hooguit. De hoofdroldagen zijn voorgoed voorbij. Je bent een a-seksuele onzijdige aanwezigheid die de randvoorwaarden mag garanderen maar hierbij niet al te veel mag opvallen.
Dat heeft iets bevreemdends. En dat is het ook. Want hoeveel ik mij ook meen te herinneren van mijn eigen puberende brein en adolescente lichaam; het mij herinneren is toch niet hetzelfde meer als het echt voelen. En anders laat mijn kind mij dit nog wel even fijntjes weten. “Want wie de school heeft uitgevonden begrijpt kinderen helemaal niet! Júllie begrijpen er niks van!” Stormt hij woest orkanend door het huis. “En degene die rekenen heeft uitgevonden is een idioot.” En ik ben een nog grotere idioot dat ik dat niet weet. En ik ben ook nog eens stom. Ik begrijp er niks van en dat klopt.

Ik sta in verbijsterende afstand naar al dat plots opgedoken natuurgeweld te kijken en schaam mij halfslachtig voor mijn eigen stupide onwetendheid. Ik heb de neiging om te zeggen: ”Sorry, kind, sorry voor mijn bestaan”. Maar dat lijkt mij een beetje te veel van het goede. Ik herinner mij mijn ouders die dan dingen riepen als: “Het komt wel goed,” en; “Je bent nog jong, zó erg is dit niet” of uiteindelijk vanuit een geïrriteerde wanhoop; “Stél je niet zo aan en doe normaal”. Maar ja. Ooit een normaal mens ontmoet?

Razende hormonen, ultrakort lontje, eigenwijs tot aan den dood en zó tegendraads dat alles wat krom is haast wel recht moet worden. En intens, intens van alles.
Puberteit is voor ieder gemiddeld kind al een ware uitputtingsslag maar voor een kind met een autisme spectrum stoornis moet het er uit zien alsof je vanuit een op hol geslagen draaimolen naar een overvolle en in vol bedrijf draaiende kermis kijkt, compleet met hels kakofonisch kabaal, stroboscopische lichten en walgelijke geurenmix. Daar zouden we allemaal doodmoe, uitgeput en stapelgek van worden.

Dus toen het kind zich vorige week na een overdosis prikkels, huiswerk, ingewikkelde agendastructuren, vermoeiende leswisselingen, afmattende korte pauzes, knetterende sociale structuren, verkeerd haar, fout boterhambeleg, twee keer een onverwachte vechtpartij en vier keer boek vergeten krijsend en brullend op de grond wierp, besloot ik dat zeggen “Het gaat wel over” of: “Het komt wel goed” niet zou helpen. Ik hield maatje 42 met overspannen hart gewoon maar vast. Net zoals toen hij een baby’tje was en kramp had. En ik wiegde zo’n beetje heen en weer en veegde zijn dikke tranen van zijn hoekig donzige wangen en wachtte gewoon maar samen met hem tot de storm voorbijgetrokken was. Want ook al begrijp ik het niet helemaal en ben ik maar stom, ik ben nog steeds zijn moeder.
En moeders… die zitten als het moet de storm gewoon uit.

Einde akte.

Reacties zijn gesloten.