Rekenen kan ik niet.
Ik kan het wel maar ik krijg er hoofdpijn van zodra het boven het niveau van een aardbei uitkomt. Simpel kassawerk? Geen probleem. Procenten doe ik met de rekenmachine en sommige trucjes heb ik pas sinds kort geleerd. Maar bij alles met staartdelingen, breuken en meer dan drie cijfers voor of achter een komma ga ik automatisch op “Ctrl-Alt-Del”, “fatal error” en “complete system failure”.
Ik ben slecht in het onthouden van feiten en data op basis van getallen, grafieken en ingewikkelde financiële bijsluiters. Misschien interesseert het mij niet omdat ik het niet kan. Kan ik het niet omdat het mij niet interesseert of… is het mij eenvoudigweg nooit uitgelegd op een manier die ik wel had kunnen begrijpen?
Een bevriend psycholoog spreekt van een ‘mentale blokkade’ door traumatische ervaringen. Ik was het enige meisje dat standaard vanaf klas vier elk weekend de oranje rekentaken mee naar huis moest nemen om deze maandag, ten overstaan van de hele klas, aan de meester te overhandigen. Ik herinner mij nog de zwaarte van die afschuwelijke, ongevraagde en tot mislukken gedoemde queeste naar de juiste oplossing van de opgaven op mijn schouders. Elke maandag weer. Daar stond ik, met dichtgeslagen brein, opgekropte emotie in mijn keel en dikke klonten onverwerkte sommen in mijn maag af te wachten hoe hoog mijn onvoldoende dit keer was en hoe diep de teleurstelling.
Ik besloot dat ik nooit in het openbaar zou gaan huilen. Dus deed ik dat ook niet.
Ik veinsde onverschilligheid en zette stoïcijns mijn wekelijkse gang naar het gevoelsmatige schavot voort. Een kind went aan alles.
De onderbouw van de middelbare school kenmerkte zich door slepende bijlessen bij naar mottenballen en kamfer ruikende gepensioneerde en geduldige (ex) wiskunde juffen. In de achterafkamertjes openbaarde de som zich soms eventjes en meende ik een glimp van het begrip te zien. Maar net op het moment dat ik dacht het te bevatten en mijn hersenen zich krampachtig uitstrekten naar dat flonkerende begrip, ontglipte de formule mijn hoofd.
Mijn verstand bleek net te kort en ik bleef versuft in onbegrijpelijke duisternis achter.
Trauma? Vast. Ontzettend rekendom? Misschien. Dramatisch? Waarschijnlijk. Frustrerend? Zeker.
Zo snel als het systeem mij toeliet maakte ik mij opgelucht los van de gevangenis van het ruitjespapier en stortte ik mij in de koele en verfrissende vrijheid van alles wat overbleef.
De talen, het schrijven, lezen, literatuur, geschiedenis, aardrijkskunde, drama, maatschappijleer en de leerlingenraad. Als een komeet schoot ik door de stof en verslond ik de lessen als ware ik ter nauwer nood ontsnapt aan een intellectuele hongerdood. Bevrijd van de zware ballast van het rekenen kon ik eindelijk groeien en kwam ik verder. Het voelde licht en fijn. Ik had daarna een goede middelbare schooltijd.
Ik heb er geen last meer van. Mijn voorkeuren lagen elders. In het sociale domein. Voor wat ik ben gaan doen waren toch iets andere vaardigheden nodig dan het zo snel mogelijk kunnen uitrekenen van een onwaarschijnlijke breuk. Rekenen is belangrijk, ongetwijfeld. Maar je kunt op andere manieren slim omgaan met een mogelijk gebrek. Van rekenmachine tot welwillend vriendje en handig internet of gewoon het aanschaffen van een fijne belastingmeneer, als je je dat kunt veroorloven.
Er zit nog wel een pulkje twijfel overigens. Een klein ribbeltje litteken dat mij doet denken aan die peilloze diepten en verzwaarde momenten op het linoleum voor de klas. Het moment waarop de rode pen van de meester mijn schrift raakte en kraste, kraste en kraste…
Wat als…
Wat als hij mij die sommen nou eens had uitgelegd op een manier die ik wel had kunnen begrijpen?
Wat als iemand toen de moeite had genomen om naar mijn leer- en denkstijl te kijken?
Wat als passend rekenonderwijs toen al had bestaan?