Ze zit op een bankje in het park. Haar fiets haastig op de standaard gezet, het stuur ver overhellend naar links. Haar haren hebben een rode gloed en zijn quasi slordig opgestoken. Ze draagt een brede, geweven paarse band met rode en witte banen en iets glinsterigs erin. Sokken in gympjes. Van die lullige gympjes met van die dunne zooltjes en maar drie paar rijggaatjes. Voor haar leeftijd is het hip. Ze zal een jaar of zeventien zijn.
Haar voet wipt op en neer. Ongeduldig en gedecideerd. Ze zit nogal onverzettelijk of in ieder geval heel ferm op dat bankje, naast die bruusk neergeplante fiets van haar. Rechtop.
Haar armen heeft ze over elkaar gevouwen, zichzelf omvattend. Klampend. Alsof het toch een beetje koud is, op deze schitterende vroege zomerdag met fel bloeiende boterbloemen, helder rode zuring en schuimig witte fluitekruid.
Haar stem klinkt stevig maar te hard. Haar boosheid dringt dwars door haar vastberadenheid heen. Ze zegt toch maar, een keer of vijf; “Ik ben ècht helemaal klaar met jou!” Ze is aan het bellen. Dat zie je niet vanwege de oortjes.
Ze slingert haar gekwetste woede en haar vastberaden teleurstelling zonder aarzelen van zich af, strooit haar stekelige verdriet uit over de boterbloemen, de zuring en het fluitenkruid. Maar het kan nergens heen en in die warme zomermiddag vervliegt haar boodschap als waterdamp. Mijn dochter duikelt kopje over het grasveld onder haar verwaaiende verdriet. Ze voert een handstand uit en rafelt daarmee per ongeluk met haar voeten de hoop en de verwachting uiteen.
Het meisje weet het ook.
Haar stem wankelt, haar fermheid hapert, de voet stopt met wippen. “Ik had iets anders van jou verwacht,” zegt ze. Ze schraapt haar keel.
Mijn dochter rolt op haar rug en bekijkt een afgeplukte boterbloem tegen de achtergrond van de blauwe lucht. Ze knijpt een oog dicht. Ik houd onwillekeurig mijn adem in.
“Als jij niet…dan was het misschien nog…maar nee, hè. Nee.”
In de stilte die volgt weten we allebei dat dit het ergste is. Niet het kwijtraken van de liefde maar het verliezen van de hoop op de verwachting die niet uit gaat komen.
Ik fluisterroep mijn dochter en samen glippen we via het pad de schaduw van het park in. De boterbloemen, zuring en het fluitekruid blijven, ondanks de ultieme deceptie op het bankje, onvermoeibaar kleuren.