Hij heeft het eindelijk voor elkaar. Na een een paar maanden volhardend zuchten, fanatiek steunen en doelgericht zeuren en pogingen tot emotionele chantage ben ik overstag gegaan. Zoonlief wilde niets liever dan op voetbal. Later wordt hij profvoetballer, namelijk. Ook al heeft hij inmiddels geleerd dat je dan wel eerst ontdekt moet worden. Maar hoe kan hij nou ontdekt worden als hij niet voetbalt? Bij een echte club met echte trainingen en echte wedstrijden op zaterdag! Voor Casper is het een kwestie van een paar voetbalschoenen aanschaffen en gaan met die bal. Voor mama ligt dat een beetje anders.
Hier komt een trauma om de hoek kijken.
En niet eens zozeer vanwege het feit dat je gemiddeld drie keer in de week in weer en wind zogenaamd positief langs een ijzig koude lijn moet gaan staan stampvoeten, tassen vol met stinkend modder-kinderzweet volgezogen nylon mee moet zeulen zodat je hele huis naar een aftandse gymzaal ruikt en belachelijk vroeg op moet staan om je slaperige kind om half acht ’s ochtends naar FC Dorpje-ver-weg te rijden, dat heb ik er allemaal wel voor over.Het trauma ligt vooral in de laatste wedstrijd, toen hij vijf of net zes was en we zelf nog nauwelijks wisten wat dat nou precies inhield, een autistisch kind met ADHD.
Dat Casper ánders was, werd toen wel duidelijk.
Hij wist niet welke kant de bal op moest, wat hij moest doen en hoe groot het veld nou eigenlijk was. Het hele voetbalgebeuren was zo vreselijk onoverzichtelijk voor hem; met 22 kinderen, twee doelen en een bal en allerlei tactieken en moest hij nou voor of achter blijven? En wat was dan voor en wat was dan achter? En waar moest die bal nou heen en naar wie?
Casper heeft moeite met overzicht, hij ‘kijkt’ gefragmenteerd en vindt het daardoor heel erg moeilijk om in een bredere context te denken en een samenhangend beeld te maken. Daarbij moet hij dan meerdere dingen tegelijk doen; opletten, de goede kant op bewegen en een bal trappen. Dat was toen een brug te ver voor hem.
Hij leek op een flipperbal in een flipperkast; volledig overgeleverd aan de elementen en doelloos heen en weer geslingerd van de ene zijlijn naar de volgende middenstip en weer terug. Schoppen lukte ook al niet omdat zijn motoriek nog niet zo goed was. Doodongelukkig was hij. En hij wilde zo graag!
Helemaal pijnlijk was het om te zien dat zijn trainer en de jongetjes uit zijn elftal probeerden om vooral voorzichtig duidelijk te maken dat hij niet kon voetballen en dat ze eigenlijk niks aan hem hadden. Ze probeerden hem te ontzien wat het duidelijk alleen maar erger maakte omdat het niet werd uitgesproken maar even zo goed voelbaar was. Misschien worstelden we allemaal wel met hetzelfde dilemma. Casper werd gedoogd en daarna zat hij feitelijk alleen maar in de weg.
Ik begon het uiteindelijk de trainer en het voetballen kwalijk te nemen en de jongens namen het Casper en de trainer kwalijk en de trainer nam het mij en Casper kwalijk; dat Casper anders was en dat we eigenlijk niet wisten hoe daarmee om te gaan en dat we het eigenlijk zielig vonden en hem daarmee niet wilden confronteren of dat niet konden omdat dat nóg zieliger was. Geconfronteerd met ons eigen onvermogen werd de uitzondering steeds meer in de afzondering geschoven; van rechtsachter naar de zijlijn naar de duck-out waar hij nauwelijks meer uitkwam.
Een huilende Casper die de wedstrijd halverwege verliet en zei: “Ik wil niet meer, mama” was de druppel. Mijn geknakte, gekneusde kind, mijn geknakte en gekneusde hart.
We zijn weggegaan en niet meer teruggekomen.
Einde voetbal.
Tot aan een paar maanden geleden.
“Alsjeblieft, mam.”
En nou, inmiddels zijn we natuurlijk wel zes jaar verder.
En waar ik nog steeds een steekje voel, wuift Casper het debacle luchthartig weg; “De vorige keer verliep het niet zo best, toen kon ik het nog niet zo goed.”
Het was tijd dat ik mijn eigen angsten onder ogen kwam. Want ik had geen enkel goed argument meer om ‘nee’ te zeggen. Het enige argument dat ik had, was mijn eigen beleving en de angst dat het wéér zo zou gaan; ik wil mijn kind niet opnieuw zo verdrietig en teleurgesteld meemaken, niet opnieuw zien hoe al zijn blijde, enthousiaste onbevangenheid met de snelheid van een voorzetje onder de zoden wordt geschopt.
Maar wat is het alternatief? Dat ik hem de rest van zijn leven opsluit? Dat we verworden tot een soort van Frank en Carla van Putten? De tijd is onherroepelijk aangebroken dat ik hem los moet leren laten. Tegenslagen, pijn, teleurstelling en verdriet horen bij het leven. Ik kan hem daar niet voor behoeden, sterker nog; dat mag ik niet eens. Ik zou hem vreselijk tekort te doen als ik hem vanuit mijn behoefte aan bescherming nog meer afzonder dan dat zijn eigen autisme en ADHD al voor hem doet. Dan liever maar de uitzondering zijn. Casper is daar ook helemaal niet mee bezig. Hij denkt; voetballen. Punt. En rest gaat hij proefondervindelijk tegenkomen. Wie ben ik dan om te bepalen wanneer het moeilijk voor hem moet zijn of wanneer hij zich gekwetst of gefrustreerd moet voelen? Hoe groot is de kans dat hij de last of zorg ervaart die ik voel?
Dus sta ik zenuwachtig maar krampachtig vriendelijk en ontspannen glimlachend een klein momentje langs de lijn. Eén blik op al die aankomende gasten en ik zie dat het begeleidend moederschap hier en nu voorgoed eindigt. De volgende keer drop ik hem, net als de rest, gewoon bij het clubgebouw.
En wanneer moeten we wat aan wie gaan vertellen? In wiens belang is dat? De trainer inlichten is misschien wel handig maar de vraag is of Casper dat misschien niet zelf moet doen. Net zoals aan zijn teamgenoten. En hoevéél vertel je dan en op welk punt? Waar zit de grens tussen te vroeg waardoor het als een excuus ervaren kan worden of juist averechts gaat werken of te laat waardoor er mogelijk al te veel spanning en irritatie is ontstaan?
Over een klein poosje zullen de jongens van zijn team vragen gaan stellen. En als ze dat doen, hoop ik dat ze die aan Casper zelf zullen stellen. Over niet al te lange tijd gaat Casper zijn eerste teleurstelling en tegenslag te verwerken krijgen. En als dat gebeurt hoop ik dat hij er na het verdriet ook een succes of een overwinning van kan maken.
Over niet al te lange tijd zal Casper steeds meer beslissingen en keuzes zelf willen en moeten gaan maken. De vraag is echter niet óf hij in staat is om zijn eigen ‘handleiding’ goed over te kunnen brengen en zelf te snappen wat hij nodig heeft en hoe hij, net als iedereen, zijn mogelijkheden het beste kan benutten, maar veel meer wánneer hij dat gaat doen.
“Jij koos dat zwemmen voor mij,” zei hij norsig, “nu wil ik iets doen wat ík kies en niet jij.”
Het autisme van Casper is niet altijd een excuus, ook al wordt het soms zo gevoeld of ervaren. Het hoeft ook niet altijd tot overmatige bescherming en beperking te leiden, ook al heeft hij een heel specifieke gebruiksaanwijzing die daar op belangrijke punten wél om vraagt. Het hoeft niet tot medelijden te komen maar inleven en (feitelijk) begrip is wel essentieel. Het is zoals het is. Niet meer en niet minder. En hoe hardvochtig de realiteit soms kan zijn, wanneer het ‘anders zijn’ aanvaard en geaccepteerd is, is het geen kwestie meer van anders zijn.
Maar van gewoon lekker samen voetballen en je veters een beetje vaster laten strikken door teamgenoten die zonder vragen accepteren dat je bent zoals je bent…
Vandaag was Casper aanvoerder. Al meteen bij zijn eerste wedstrijd. Voor hem kan het niet meer stuk. Aan het einde van de dag zei hij: “Ik heb echt een heel fijne dag gehad.”
Volharding doet zegevieren!