Op maandagmorgen blijkt hij dan toch volledig uit zijn spijkerbroeken te zijn gegroeid. Hij is bijna net zo lang als ik (tegen de 1.75 aan), schoenmaat 43 en ’still growing’. Zijn benen beginnen op die van Erben, Ids of Sven te lijken en hij heeft ineens een stem met beginnende zwaarte.
Over twee jaar ’spuugt’ hij ons allemaal ’op de kuppert’ zoals we dat hier zeggen. Er zit een duidelijke snor op zijn bovenlip en ik zie waar de tijd is heengegaan.
Volgend jaar moet hij een dag in de week stage gaan lopen. Vanaf het derde jaar telt elk cijfer mee voor het eindexamen. Hij heeft hard gewerkt de afgelopen maanden. We hebben het geluk een fantastische onderwijs- en pedagogisch kundige Sandra te hebben die onze zoon dwars door die vreselijke beproevingen van het leren heen trekt. Ze komt twee keer in de week en begint elke keer weer met frisse moed opnieuw en opnieuw.
En opnieuw.
Want zoals met alles in het leven van een autistisch kind, duurt het leren in zijn algemeenheid lang en is het vooral een kwestie van eindeloos herhalen. Elke dag. Dat komt omdat die hersens anders werken. Informatie maakt vele omzwervingen en ligt als losse draadjes in zijn hoofd. En toch lukt het hem om zichzelf steeds weer te overtreffen, kennis op te doen, ervaringen te herkennen, te groeien en zich te ontwikkelen. Cognitief, mentaal, sociaal en emotioneel en fysiek.
Het gaat niet snel, nee.
Maar het gaat. Net zoals met fietsen en zwemmen en sociale vaardigheden; het duurt een paar jaar maar uiteindelijk komt hij er wel.
Ik kijk naar mijn zoon. Levend in een samenleving die uitgaat van hersens met cuad core processors die veel informatie tegelijkertijd razendsnel verwerken en omzetten in bijpassende handelingen. Casper’s hoofd heeft een ouderwetse ladekast met stickers op de voorkant waarop staat wat er in zou moeten liggen. Tegen de tijd dat hij het juiste antwoord op jouw vraag heeft gevonden of de juiste beweging bij het fietsen heeft geautomatiseerd, ben jij al een klas, 400 facebookvrienden en een baan verder.
Casper is in het moment en in het hier en nu.
Hij kan hooguit twee lades tegelijk opendoen om te zien wat er in zit. Dat heeft voordelen en nadelen.
De nadelen zijn al die dingen waar we binnen onze samenleving eisen aan stellen. Tijd en tempo; alles moet snel, vlug en nu. En had gisteren al af moeten zijn. Hoogste, snelste, meeste.
Dat zijn geen woorden die bij mijn zoon horen. We kunnen ons daardoor makkelijk aan hem ergeren maar we kunnen ons ook afvragen waarom wij altijd zo gehaast zijn.
Wonderbaarlijk is het hoe gemakkelijk hij zich schikt in situaties die om geduld en (af)wachten gaan en die tijd vragen. Casper accepteert het gegeven tijd op een wijze waar zelfs een Tibetaanse monnik nog jaloers op kan worden.
Ik zeg hoeveel het tijd het kost.
Casper zegt hoeveel tijd er is; alle tijd die het nodig heeft.
”Het gaat niet sneller dan dat het gaat, mam, en het gaat toch?”
Dat is een wereld van verschil.
Het verschil in tijd.
En het verschil tussen stress en ontspanning, tussen frustratie en erkenning, tussen moeten en mogen, tussen door jakkeren en door gaan, tussen snauwen en vriendelijkheid, tussen adem halen en ademen. Tussen zijn en hebben. En wat je hebt, bezit meestal jou. En de tijd heeft ons.
Zijn grote voeten steken onder het dekbed vandaan. Zijn hoofd ligt onder de kussens, zijn boek van de Hobbit ligt opengeslagen naast zijn bed; het is bijna uit. Zijn mobiel ligt aan de oplader die niet in het stopcontact zit. Hij is vergeten zijn tas voor morgen in te pakken. Er is geen wekker gezet.
Morgen is er weer een dag. Vol met tijd.
Alle tijd die mijn zoon nodig heeft om te kunnen worden wie hij al is.