Roadtrip

Road Trip 700

Mijn nicht en ik probeerden uit Nederland te komen. Door de files, en omdat zij eigenlijk niet kan autorijden, duurde het allemaal erg lang. We waren op weg naar een yoga-concert. Het zou een buitenconcert zijn, wist mijn nicht, zo’n tien kilometer onder Antwerpen. 

We vertrokken al in de middag want we zagen het als een mini road-trip met zon en tijd voor elkaar, snacks along the way en een pizza voordat we aan de Adi Shakti zouden beginnen. Een beetje Thelma en Louise maar dan vreedzaam en zonder Brad Pitt. Het werd vooral een langzaam kruipen richting verschillende grensovergangen, afgewisseld met abrupt onverwachte remacties van mijn nicht waardoor ik regelmatig tegen de voorruit aan lag.

“Deze auto heeft heel goede remmen,” zei ze dan.                                                                  
Ik peuterde mijn voorhoofd van het glas en nam nog maar eens een druif. Ik incasseerde de bijna doodervaringen zonder geluid en was in vrede met mijn eigen stoïcijnse zwijgen.

We spraken onderwijl over het leven, onze relaties, verwachtingen, onze ambities en dromen. Obstakels losten per kilometer op, onze pizzatijd ook. Bij Tilburg zei de navigatie dat Eindhoven sneller was. 
“Ik kan die boordcomputer niet lezen” zei mijn nicht, “ik weet nooit wat ze nou eigenlijk bedoelt en ik mis altijd de afslagen.” 
Ik zette mijn tomtom aan.
“We gaan richting Breda,” zei mijn telefoon, “en over drie kilometer naar rechts.”
Opgewekt sukkelden we voort. Google maps gaf routineus de afslagen aan. Mijn nicht knorde vergenoegd en ik at al mijn druiven op.

We hoopten inmiddels op koffie, een wc en een plak cake bij het theater. 
Het theater bleek een retraitecentrum te zijn. Verstopt tussen eindeloze Vlaamse landerijen, strak gerolluikte bungalows en kilometers mais en gras. Het pad liep dood in een gierput.
“Hier zal het niet zijn,” mompelde mijn nicht, speurend naar een bami swami met een sitar. We zagen geen levende ziel.
De tomtom sleurde ons over een grindpad en leidde ons dwars door het mais en plotsklaps waren we daar. Mijn nicht stampte op haar rem en gooide de auto met een zijwaartse slip het parkeervak in. 

Er was een wc maar geen eten. Wel kruidenthee. De enorme tuin was weelderig met sappig groen gras en prachtige bomen. Er waren kinderen met vervilte haren en op blote voeten en best veel tanige mensen met armbanden, mala’s en katoenen gewaden en pluishaar op het hoofd en aan de kin die elkaar vreselijk blij gingen omhelzen. Er was wierook en een buddah en een oude mevrouw met een fanatieke veer in haar grijze haren met gebatikte rokken en een gelooide huid die ergens op toezag.  

We gingen vooraan zitten, op de grond. Ik gooide mijn panterlegging in de yogizit en mijn nicht smeerde nog een Kaiserbroodje ham. 

Daarna zongen we met de mantra’s mee, luisterden naar de mooie verhalen van de twee muzikanten en voelden de wind en het bos en de natuur om ons heen. Het duurde twee en een half uur en in die tijd zagen we het donker neerdalen zonder dat het licht werkelijk verdween. 

Na afloop aten we een maaltijdsalade op de stoep van het retraitecentrum. Mensen fluisterden in het donker voorbij, er viel een ster en het licht achter een raam doofde. De maan scheen door de bomen en het gras wuifde. 

Op de terugweg dronken we vreselijk lekkere koffie bij een benzinestation en aten we een snickers. 
Thuis aangekomen brak het koord van mijn mala en mijn nicht parkeerde de auto fors tegen een boom. De deuk waar we al de hele dag naar uit hadden zitten kijken, bevond zich al die tijd gewoon op haar oprit.

Reacties zijn gesloten.