Een kort absurd verhaal over: slachtoffer. Maximaal 300 woorden (inclusief titel).
Nou, daar ga ik dan.
Ik zie wel aan iedereen dat ze het er maar moeilijk mee hebben. Volgens mij staat oma te huilen maar ze heeft haar kop afgewend dus ik kan het niet goed zien. Ik begrijp niet waar al die commotie om is. Mama heeft mij hier al vanaf dag één op voorbereid. Zij staat naast me, haar lichaam warm en zacht. Papa snuift. Zijn ogen zijn vochtig maar hij houdt de moed er in. Hij knipoogt soms naar mij en en schuift een beetje rusteloos heen en weer.
Het duurt lang.
Ik herinner mij het vertrek van Annies. Hij was ook voorbestemd om te gaan. Annies was graag buiten en rende dan om het hardst. Hij kon allemachtig hard lopen en maakte dan hoge bokkensprongen. Voordat hij die dag de loopplank opging draaide hij zich nog een keer om naar ons allemaal. Hij maakte een soort huppeltje.
“Kom op jongens,” zei hij, “herinner je de lente en het springen. Meer is er niet.”
Het waren eigenaardige woorden. Ik moet er de laatste dagen steeds aan denken.
‘Herinner je de lente. En het springen. Meer is er niet.’
Als ik mijn ogen dichtdoe voel ik het gras langs mijn benen, ruik ik de regen en de dauw en voel ik de warmte van de zon op mijn huid.
Ja, misschien was dat ook wel alles. En is het genoeg?
Die vraag wordt niet meer beantwoord. De wagen rijdt voor. Ik moet instappen.
Er is hier geen plaats voor jongens zoals ik. Zo is het nu. Zo is het altijd al geweest.
Ik hoop dat het snel voorbij is en dat het niet zoveel pijn doet. Voor de rest herinner ik mij gewoon de lente en het springen.
Meer is er niet voor ons, slacht offers.