Mataglap in de Jumbo

De productieve hoest had nog maar nauwelijks mijn lichaam verlaten, of ik besloot om naar de winkel te gaan. Voor wie ik mij wilde bewijzen, wist ik niet. Er moest iets te doen zijn, in deze dagen van beter worden. Een doel per dag; de vuilnis in de stortkoker, een wandeling door het bos, sokken aantrekken of een boodschap bij de Jumbo. Misschien was het ook wel de behoefte om regie te nemen en zelf te bepalen welk brood ik zou willen eten en in welke mate ik vegetariër zou willen zijn.  Na bijna twee weken afhankelijk van anderen te zijn geweest, vond ik het wel genoeg.

Van een goede vriend kreeg ik een kaart waarop stond: “Omgang met beperkingen: gebruik hiervoor verzoening, berusting en gelatenheid”.
Ik geloof niet dat ik daar erg veel van heb laten zien, in de afgelopen dagen. Naar aanleiding van de hele Corona affaire hier thuis, werd wel duidelijk dat ik niet zo’n beste patiënt was.
Alleen op dag drie en vijf, toen ik echt te ziek was om uit mijn ogen te kijken, is er geen woord van verzet of protest over mijn lippen gekomen. Op de andere dagen stond ik wankelend in de keuken omdat ik persé dit of dat… en was het eten wel lekker maar niet warm genoeg, bijvoorbeeld. Ik heb echt mijn best gedaan en geprobeerd om al dat commentaar van mij zo’n beetje zachtjes voor mij uit te mompelen maar ik ben bang dat mijn lieve echtgenoot het toch wel gehoord heeft. Daarnaast was ik wel heel dankbaar en blij dat hij zo lief en goed voor mij gezorgd heeft. Ondanks de verkeerde samenstelling van de fruithap, de te dunne gemberlimonade en de verkeerde kleur dekbedhoes.

Dus ik ging naar de Jumbo.

En de hele tijd was ik mij ervan bewust dat ik een ‘Corona-survivor’ was. Een best wel echte ook nog eens; met zweet en koorts en gloeiende hoofdpijnen en isolatie. Vooral die isolatie, dat was toch wel het goud om de medaille van Corona. Ik had daar in gezeten: in i-so-la-sie. Met een verkeerde fruithap en koud warm eten. Ik had twee volledige series van drie seizoenen op Amazon gezien, een doos paracetamol, twee strips ibuprofen en veertig milliliter desinfectie lotion weggewerkt. En dat allemaal onder de verkeerde kleur dekbedhoes!

Had ik een rode loper verwacht, bij de Jumbo? Applaus van de medewerkers omdat hun gewaardeerde klant na twee weken weer een avocado en een zak chips kwam halen? In de auto bond ik mijn nieuwe mondkapje voor en repeteerde ik nog één keer mijn boodschappenlijst. Ik was niet van plan om als een struikelende blinde achter de door mijzelf uitgewasemde mist op mijn brillenglazen naar de avocado’s te tasten.

In eerste instantie leek het allemaal nog goed te gaan. Het was niet druk en er lagen nog genoeg avocado’s. Maar in het smalle vak van de frisdrank en de koffie ging het mis. Er kwamen drie jongeren aan, in tegengestelde richting van de pijlen op de vloer. De voorste droeg geen mondkapje.
Achteloos babbelend en aerosolen in de rondte sproeiend, probeerden ze zich langs mijn wagentje en het rek met de cola heen te wurmen.

Ik dacht het niet.

“Sorry, jongens, maar jullie lopen tegen de richting in. Kijk!” Ik wees naar de pijlen op de vloer. Ze staarden mij lodderig aan en duwden mijn karretjes zo’n beetje opzij.
“En jij draagt geen mondkapje!” Riep ik.
“Hij is stuk” zei het meisje.
“Hoe moeilijk kan het nou zijn!” Schreeuwde ik gedempt door de stof van mijn eigen mondkapje. En bijna had ik ze nagewezen en geroepen: “Verspreiders! Verspreiders! Verspreiders!”

In gedachten zag ik drie ferme in Jumbo shirt gestoken medewerkers de jongeren in een hoek drijven, hun goederen afpakken en ze vervolgens bij de kassa met een bord om hun nek neerzetten: ‘Ik ben een verspreider’ Wij mochten hen dan bekogelen met producten die over de datum waren.
Ouderwets Coronaproof volksgericht.

In het volgende gangpad gebeurde het weer. Dit keer twee volwassenen die zich vrolijk fluitend aan beide zijden van mijn wagentje langswrongen; op nog geen vijftig centimeter!
Ik ging mataglap.
Waarschijnlijk heb ik gestampvoet, spatte de tranen uit mijn ogen en heb ik de hele boel bij elkaar geschreeuwd. Dat ze niet zo stom moeten zijn, dat ik net beter was en wist hoe stiekem je zo maar ziek kon worden en dat die pijlen er verdomme toch niet voor niets staan en dat ze een gevaar voor de volksgezondheid zijn en asociaal ook nog eens.
Waarop de meneer zich omdraaide en zei: “Sorry, I don’t speak Dutch.”
“But I speak English!” Schreeuwde ik. “just follow the fucking arrows and use a mouthcap!” Gooide ik nou mijn boodschappenlijst naar zijn hoofd?
“If the Corona doesn’t kill you, I will!” Brulde ik hem woest toe.
Ik kwam pas tot bezinning toen ik naast wrevel een soort van angst in zijn ogen zag komen. Hij rende zowat het gangpad uit, tegen de pijlen in. Ik heb hem niet meer gezien.

Hijgend en verhit rekende ik mijn boodschappen af. De gezichtsherkenning op mijn telefoon weigerde dienst; “u bent een terrorist”, zei Siri, “verwijder alstublieft uw gezichtsbedekking”.

Thuis aangekomen ontdekte ik dat ik toch nog de helft van mijn boodschappen vergeten was. Paniekerig zocht ik naar mijn vegetarische gehakt. Daarna ben ik in bed gaan liggen.

Ik ben nog lang niet beter.

 

Uw e-mail bericht wordt niet gepubliceerd. Naam en e-mail velden zijn verplicht