Het viel mij op dat ik een beetje klagerig aan het worden was. Ik hoorde het aan mijn slappe mondhoeken en voelde het aan mijn zuchtende woorden. Soms betrapte ik mijzelf erop dat ik mijn hoofd even op het aanrecht legde en dacht: “Is dit alles?” Daarna strooide ik lusteloos de hagelslag over de aardappels of kookte ik de preischotel ongeïnteresseerd in de vaatwasser.
Ik betrapte mijzelf op een afwezig stilvallen. Zomaar, terwijl ik iets aan het doen behoorde te zijn. Bijvoorbeeld dat ik aandachtig moest luisteren naar iemand en werd afgeleid door een schreeuwende verte in mijn hoofd waarin alleen wind en lucht te horen was. Als ik dan bijkwam, was het alweer de volgende dag.
Mijn lief vroeg zich af of ik misschien een motor wilde; hij dacht dat het een midlife crisis was. Want ja, al bijna 45 enzo. Maar dat leek mij weer zo’n gedoe, die motor. Moet je jezelf weer in zo’n pak persen en met die helm zit je haar nooit goed enzo. Doe mij de e-bike met mand maar, die kan ook best hard en daar kun je nog een bloemetje in meenemen.
Ik besprak het met mijn vriendin. Vriendinnen zijn mensen die je door en door kennen en toch bij je blijven. Wat wordt van je verwacht als je een midlife crisis hebt? Moet ik dan een motor nemen of een affaire met een biologisch geteeld vegetarisch wasbordje met een tatoeage en een hipsterbaard? Moet ik mijn haar kort laten knippen in een pittig kapsel? Moet ik erover Facebooken of een bijpassende coach zoeken? Sigaretten gaan halen en nooit meer terugkomen? Waar zou ik heen moeten? Interessant in het niets verdwijnen, net als in de film? En dan? Zit ik daar in een aftands hotel, gezellig met mijn midlife crisis maar mooi zonder mijn lekkere vent, toffe kinderen en Netflix.
Bovendien, ik vind mijn werk veel te leuk.
Het voelt toch allemaal een beetje als het mentaal-emotionele equivalent van die vreselijk teruggekeerde heupbroek; die staat echt nooit iemand, zelfs niet als je twintig bent! Je denkt misschien even: ‘Oh, leuk! Weer eens wat anders, zo’n midlife crisis. Die had ik nog niet. Ik trek m toch even aan, met die leuke zelfgebreide trui van tante Evelien staat het vast super-retro!’ Maar het doet je lijf tekort en laat je eruit zien als een reuzenkabouter in een post-apocalyptisch tijdperk zonder hoop.
En dat is wat wij ervan maken.
Want eigenlijk is het helemaal niet zo gek dat ik na 45 jaar eens mijn hoofd op het aanrecht leg en denk: ‘Is dit alles?’ Het werd ook wel eens tijd dat ik ging nadenken over alles wat er is.
Mijn eigen Punica Oase van baksteen en cement, van dromen en liefde. Van vergeten brood met pindakaas en een geplette banaan in de tas ,klein leed en reusachtige stiltes. Van altijd samen en toch twee zijn. Van kapotte knieën en diploma’s, van weggaan maar niet verlaten, van loslaten om dichtbij te zijn. Van vriendschap en feest en dan maar geen andere auto maar wel elk jaar een kerstboom. Van stille tranen en een glimlach op het juiste moment, van altijd chaos en toch steeds hetzelfde. Van afscheid en een nieuw begin, elke dag, van overwinnen en verliezen en gewoon maar doorgaan. Van de was doen en ramen zemen, van een grootse kleinheid en details die het cement zijn. En van je hoofd op het aanrecht leggen en niet bang zijn.
Nooit bang zijn.
Want alles, is dit.
Column Het Zoet winter 2017