We gaan op ziekenbezoek en daarvoor lopen we gedeeltelijk door het bos dat zo’n beetje achter ons huis begint. Het is mij nog niet eerder opgevallen dat ik naar het ziekenhuis kan lopen. En dan ook nog door een bos! Een bos met een oude klinkerweg uit 1500-nog-wat en de resten van een mysterieus oud klooster. Er is ook een triathlon aan de gang, met veel gehijg, gezweet en strakke pakjes waar blij bij wordt gekeken.
Zo beschouwd leef ik in een modern sprookje.
Het is een prachtige dag, zonlicht rommelt door de blaadjes en er dwalen pluizen door de lucht. Ik moet denken aan Stranger Things waarin het Ondersteboven gevuld was met zwevende, vlezige pluizen. In het tegenovergestelde is al het wit zwart. En elk sprookje heeft een duister kwaad dat zich vroeg of laat manifesteert. Geen goed zonder kwaad. Wij verwachten een pratende wolf te zien maar worden onder de voet gelopen door een gespierde en sterk gefocuste nummer 126 met een zweetband om zijn hoofd. Hij gaat te snel om te zien of hij ook glimlacht.
We zijn op weg naar het ziekenhuis omdat onze vriendin daar in ligt. Ze heeft iets vreselijk pijnlijks en tegelijkertijd ondenifieerbaars in haar lichaam. Eerst hoefde ze maar een dagje te komen voor wat onderzoek maar inmiddels ligt ze er zowat twee weken.
Ze verblijft op de hoogste verdieping met uitzicht over het bos en de triathlon.
De trap hoekt in plaats van wentelen en we besluiten de lift te nemen.
Onze vriendin zit rechtop in haar bed. Haar gezicht heeft de hippe egaal matte nude kleur met een lichte gloed op haar wangen. Haar ogen zijn van het grijste blauw; alsof je in een volmaakt helder bewolkte gletsjer kijkt. Er zitten schakeringen taupe in haar zilverwitte haar en ze lijkt wel in roze softfocus opgenomen te zijn; een vleesgeworden pastelpalet van trots gedragen lijdzaamheid. Op de één of andere manier lijkt ze eindelijk tot haar recht te komen. Ze heeft zowaar iets koninklijks en dwars door haar vermoeide lichaam zie ik de Walkure die ze ook is.
Haar verhaal is echt maar lijkt ook niet goed afgestemd. Ik weet niet of dat aan ons ligt of aan haar. Misschien is het de medicatie, misschien is het wel gewoon wie zij is. Misschien kunnen wij haar niet juist verstaan. De pijn is voelbaar, de obstakels zichtbaar en toch begrijpen we niet wat er gebeurt.
In sprookjes gebeuren de dingen omdat ze gebeuren. En dus bestaan de dingen naast elkaar; totaal ‘op’ zijn en toch telefonische instructies van een half uur geven, verdriet ervaren bij wat er gebeurt is, maar genieten van de uitkomst, half gedrogeerd in bed liggen en toch precies weten wat er op de gang gebeurt. Er is niet altijd een logica te vinden. En als die er al is, is het de logica van het omgekeerde. Waarin een ziekenhuis een wijkplaats wordt en een bed een troon kan zijn. Waarin pijn misschien het equivalent van iets anders is en gerichte aandacht en aanwezigheid de bakens vormen waaraan je je vast kunt houden als alles te veel gaat drijven en dwalen.
Het leven is een vat vol tegenstrijdigheden en misschien zijn sprookjes de ankers waarlangs we onze waarheden kunnen leggen.
En net zoals bij sprookjes, begint het verhaal natuurlijk pas echt als het uit is.
Wordt vervolgd?